Dit bruin eendje
verried zich
door bewegen
haar geluid
aan eendenklank
’t Klonk mij
welbekend
duidelijk
in mijn oren
Zo zwom zij
langzaam weg
Eerst gaf zij
mij
haar blik
waardig
Ik vond
dit op zich
wel aardig
‘t Hoort
bij de Vennen
De eenden
hun gesnater
bij of in het water
Of waggelend
tussen het riet
Het is al…,
waarvan ik geniet
Groet Plantster